22-10-2022

Verhoging pensioenen per 1 januari

Op 1 januari vindt er weer een indexatie van ons pensioen plaats. We zetten de argumenten voor een passende verhoging op een rij.

Het zal zeker niet voor alle pensioenfondsen mogelijk zijn de volledige inflatie, inmiddels ruim 14%, te compenseren. Hoewel het goed gaat met de dekkingsgraden van de pensioenfondsen, gaat het slecht met de rendementen vanwege een koersdaling die op jaarbasis inmiddels de 20% nadert.

De mate waarin indexatie mogelijk is, hangt af van een aantal factoren die zijn vastgelegd in de reglementen van de pensioenfondsen en het toezicht daarop. Waarom is er dan toch een debat over dit voor ons zo belangrijke onderwerp?

Argumenten om beperkt te indexeren

Wij horen vaak de volgende argumenten, die wij als BPP zeker niet allemaal delen:

1. De mondiale crisis zorgt voor sterk dalende vermogens, terwijl de stijging van de rente leidt tot hogere dekkingsgraden. Sommigen vinden het raar om in deze periode extra geld voor de indexatie van de pensioenen uit te geven. Dit argument hebben wij vanuit diezelfde kringen niet gehoord toen de vermogens de afgelopen jaren groeiden, maar de dekkingsgraden op basis van de lage rente juist daalden.

2. De fondsen moeten financiële ruimte hebben om de vernieuwing van het pensioenstelsel goed te laten verlopen. Daarbij spelen ook de afschaffing van de doorsneepremie en de financiering van de overgangsmaatregelen voor de actieve deelnemers een rol (zie toelichting onderaan).

3. Sommigen stellen dat een te hoge indexatie op dit moment, een korting in de komende jaren kan veroorzaken. Als de oorlog in Oekraïne doorgaat of zelfs verder escaleert, heeft dat grote economische gevolgen en daarmee een verdere daling van de beurskoersen.

Discussie bij PFZW

Bovenstaande argumenten kunnen ook een rol spelen in de discussie bij PFZW over de komende indexatie. De opstelling van de BPP bij dat debat is dan als volgt:

1. De dekkingsgraad en de prijsstijging over de periode september 2021 -september 2022 bepaalt in principe de uitkomst van de indexatie die per 1 januari in moet gaan. Natuurlijk gelden daarbij tevens de regels vanuit het toezichtkader.

2. Het argument voor voorzichtigheid en terughoudendheid vanwege de daling van het vermogen, doet niet ter zake. In de afgelopen 12 jaar heeft dit argument immers ook geen gehoor gekregen toen de situatie omgekeerd was.

3. De afweging voor een evenwichtige overgang naar het nieuwe stelsel is niet onlogisch. Welke financiële ruimte daarvoor nodig is, kunnen we nu echter niet bepalen. De financiering van de opheffing van de doorsneepremie hoort zeker niet hoofdzakelijk vanuit het vermogen te worden betaald, waar dit ten koste gaat van gepensioneerden.

4. Wij kijken graag welke maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat een indexatie nu, het risico op een korting in de jaren hierna vergroot. Gelet op de hoge inflatie waarmee we nu te maken hebben, dient de nadruk wel te blijven liggen op de koopkracht voor de komende periode.

Stevig maar goed debat

Wij hebben nog geen zicht op het voorstel dat het bestuur van PFZW op 4 november zal voorleggen aan de Pensioenraad. Dat is het belangrijkste orgaan voor medezeggenschap van PFZW, waarin wij zitting hebben. Wij gaan uit van een waardig debat, met evenwichtigheid voor alle deelnemers als uitgangspunt. Niet of te beperkt indexeren heeft weliswaar voor alle deelnemers gevolgen, maar raakt de gepensioneerden op dit moment direct in hun koopkracht!

Toelichting: wat betekent het afschaffen van de doorsneepremie?

Een doorsneepremie betekent dat alle deelnemers evenveel (dus een even groot percentage van hun salaris) pensioenpremie betalen, ongeacht hun leeftijd. Een van de onderdelen van het wetsontwerp houdt in dat deze doorsneepremie wordt afgeschaft. De reden is dat jongeren nu eigenlijk te veel premie betalen en ouderen te weinig.

Toch maakt dit over de gehele opbouwperiode niets uit. Afschaffing van dit systeem betekent dat voor iedereen tussen de 45 - 65 jaar een pensioentekort ontstaat. Zij hebben immers in de periode dat zij jong waren wel te veel premie betaald, maar krijgen dat dan in de toekomst niet meer gecompenseerd. Dat tekort moet in de komende jaren dus worden gefinancierd, zo is in het pensioenakkoord afgesproken.

Wie dat gaat betalen? Dat zullen de sociale partners en pensioenfondsen verder invullen. De BPP vindt het onredelijk als dit tekort ook door de reeds gepensioneerden moet worden betaald. Zij hebben over de hele periode van de opbouw van hun pensioen immers de juiste premie betaald. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid van de afspraken voor alle deelnemers, zullen wij dit punt daarom in de gaten houden.

Tip

Deze en meer informatie over de doorsneepremie vindt u ook bij de Veelgestelde vragen op onze website, zie het blokje 'Vergelijking met het huidige stelsel'.

Terug naar nieuwsoverzicht

Cees Michielse