header afbeelding

Vragen pensioenakkoord

Pensioenakkoord

Vragen pensioenakkoord

Hoe kwam het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen tot stand?

Het kabinet heeft samen met werknemers- en werkgeversorganisaties een pensioenakkoord gesloten met nieuwe afspraken over pensioenen en AOW. Die moeten het pensioenstelsel transparanter en persoonlijker maken.


Op 30 maart 2022 heeft minister Carola Schouten de uitwerking van de nieuwe pensioenregels in de Wet toekomst pensioenen aangeboden aan de Tweede Kamer. Als de Tweede Kamer en de Eerste Kamer hiermee instemmen, gaat de nieuwe Pensioenwet in. Dan moeten pensioenfondsen en pensioenverzekeraars hun (administratie)systemen aanpassen.


De verwachting is dat de nieuwe regels voor pensioen ingaan vanaf 1 januari 2023. De sociale partners en pensioenuitvoerders krijgen dan 4 jaar de tijd om pensioenregelingen aan te passen aan de nieuwe wetgeving, dus tot 1 januari 2027.

Moeten we bestaande rechten omzetten naar het nieuwe stelsel?

De BPP is er voorstander van dat de opgebouwde rechten in het oude stelsel worden omgezet naar de nieuwe regeling. Anders komen er veel fondsen die naast de nieuwe regeling blijven bestaan. De indexatiekansen voor de opgebouwde aanspraken zouden dan in de komende jaren  vrijwel ontbreken.


We stellen wel als voorwaarde dat deze omzetting op een rechtvaardige manier gebeurt. De BPP is van mening dat het projectierendement (de voorspelling van de beleggingsopbrengsten) ook bij de omzetting van de bestaande verplichtingen moet worden gehanteerd.


In de politiek klinkt wel het bezwaar dat dit een verschuiving van rechten van jong naar oud zou betekenen. Dat is in onze ogen geen geldig argument. De geweldige verschuiving van het vermogen van oud naar jong van de afgelopen tien jaar wordt daarmee slechts ten dele ongedaan gemaakt.


Wat vindt de BPP van de nieuwe wet?

De BPP is voorstander van de wet voor het nieuwe pensioenstelsel. Wij zien de volgende belangrijke voordelen ten opzichte van ons huidige stelsel:


  •  na invoering komt de rekenrente te vervallen
  •  buffervorming hoeft nauwelijks meer plaats te vinden
  •  daardoor kunnen de pensioenuitkeringen sneller worden aangepast, zowel bij goede beleggingsresultaten als bij tegenslagen. Schokken kunnen worden voorkomen door spreiding van die effecten.


Aandacht voor de overgangsfase

Wel eisen wij meer aandacht voor de overgangsfase naar het nieuwe pensioenstelsel (die duurt tot 2027). Volgens het wetsvoorstel kunnen pensioenfondsen in deze periode het oude beleid nog voortzetten. Indexering van onze pensioenen blijft dan nauwelijks mogelijk. Dat willen wij voorkomen. Wij zetten ons volop in voor verbetering van dit punt, via overleg of desnoods via acties of de rechter.

Hoe is de BPP betrokken bij dit debat?

De BPP is de belangenvereniging van gepensioneerden van Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). In de Pensioenraad (het verantwoordingsorgaan) van PFZW volgen en beïnvloeden wij het beleid van het bestuur van dit fonds.


Daarnaast is de BPP aangesloten bij de Koepel Gepensioneerden, de grootste seniorenorganisatie van Nederland. De Koepel Gepensioneerden overlegt met het ministerie ook over het toekomstige pensioenstelsel. Onze bestuursleden nemen actief deel aan verschillende commissies van de Koepel, waaronder de pensioencommissie.


Een toekomstbestendig stelsel moet recht doen aan de belangen van alle generaties. Alleen dan zal er ook op langere termijn voldoende draagvlak voor zijn. Natuurlijk hebben wij bij de onderhandelingen voortdurend aandacht voor de specifieke belangen van de ouderen. Ons eindoordeel hangt zeker af van het herstel van de mogelijkheid dat fondsen onze pensioenen kunnen verhogen.


Wij prijzen ons gelukkig met de actieve opstelling van de Koepel Gepensioneerden in dit debat. Ook waarderen wij de ondersteunende activiteiten van het PFZW bestuur bij de totstandkoming van het pensioenakkoord. 

Wat regelt de wet en wat bepaalt het pensioenfonds?

De wetgeving voor het nieuwe pensioenstelsel zal vooral de kaders bepalen. Het fonds zorgt vervolgens voor de invulling van deze kaders. Elk fonds zal een transitieplan opstellen, over de concrete manier waarop de omzetting van de bestaande pensioenaanspraken naar een persoonlijk aandeel plaatsvindt. 


Als BPP nemen wij het standpunt in dat de bestaande aanspraken tenminste gelijk blijven. Dit moet per fonds worden geregeld, omdat de dekkingsgraad en de leeftijdssamenstelling van het fonds en de omvang van een indexatie-achterstand verschillend zijn. In dat plan zal ook, eveneens binnen de kaders van de wetgeving, worden bepaald welke mogelijkheden er zijn om gedurende de overgangsfase snellere en ruimere indexatie mogelijk te maken.


Tijdens dit hele proces willen wij als gepensioneerdenorganisaties op een volwaardige wijze bij het overleg worden betrokken.

Waarom duurt de overgangsperiode naar het nieuwe stelsel zo lang?

Voor het ontwerpen van de nieuwe wet Toekomst Pensioenen staat 1,5 jaar. Dat vinden wij gezien de complexiteit zeker niet lang. Sociale partners en pensioenfondsen hebben vervolgens zeker een jaar nodig om concrete afspraken te maken. Die gaan zowel over de inhoud van de regeling als over de manier om de aanspraken uit het verleden om te zetten naar een persoonlijk aandeel in het pensioenvermogen. Pas daarna kan het geheel in de ICT systemen van de pensioenuitvoerders worden verwerkt.


Omdat wij het nieuwe stelsel een verbetering vinden, dringen wij wel op versnelling aan. Met behoud van zorgvuldigheid die nu eenmaal vereist is.